Van paneer naar Gouda: ook India wordt kaasland
Nergens ter wereld wordt zoveel melk geproduceerd als in India. Maar van die 132,6 miljard liter per jaar werd tot voor kort maar weinig kaas gemaakt, zoals wij die kennen. Daar komt verandering in. Ook India wordt een kaasland. Met een beetje Hollandse hulp.
Paneer
In India eten ze al heel lang een soort kaas: paneer. Dit is een verse vegetarische kaas. Hij wordt vooral bij mensen thuis gemaakt door volle melk (vaak buffelmelk) te mengen met bijvoorbeeld citroensap of azijn. Omdat er geen dierlijk stremsel wordt gebruikt, is deze kaas geschikt voor alle Indiërs, inclusief de hindoes (80 procent van de bevolking) die vanwege religie geen dierlijk stremsel eten.
Gouda
Maar India begint ook andere kazen te ontdekken. Het land is snel aan het veranderen. Door de toenemende welvaart neemt de levensstandaard toe en willen steeds meer Indiërs ook westerse producten proberen. Dus ook internationale kaassoorten als cheddar, Parmezaan, mascarpone, brie, feta, Gouda, Edam en blauwe kaas.
Dierlijk stremsel
Het importeren van die kazen is echter duur. Bovendien mogen er in India ook geen kazen worden verkocht waarin dierlijk stremsel is verwerkt. Dat betekent dat de kaas, die bij ons voor een paar euro per pond in de winkel ligt, in India veel duurder is. Nog steeds niet bereikbaar dus voor de doorsnee Indiër.
Nederlandse kaasmakers
Om toch aan de steeds grotere vraag te voldoen, verwelkomd India Nederlandse kaasmakers met open armen. De meeste grondstoffen en zeker melk zijn namelijk wel voorhanden in India, maar het ontbreekt aan kennis, technologie en geld voor de verwerking. Er wordt gigantisch veel melk geproduceerd, maar een strak kwaliteitssysteem zoals we dat in Nederland kennen, is er niet. Tachtig procent van de melk is bijvoorbeeld afkomstig van kleine bedrijven met één tot vier koeien of buffels.
Hogere kwaliteit
“Kleine boeren melken met de hand”, vertelt Chris Zandee, een Nederlandse kaasmaker die zijn heil zocht in India. Op de website van Agroberichtenbuitenland vertelt hij: “Het is daarom belangrijk dat ze hun handen en de de uiers wassen en dat de uitwerpselen van de koe de melk niet vervuilen. De boeren weten heel goed hoe ze hun koe moeten voeden, maar het ontbreekt hen aan kennis over bijvoorbeeld bacteriën in de melk. Wij kunnen ze de kennis bieden die nodig is om hogere kwaliteit melk aan te leveren.”